Basiskennis taalonderwijs
    Over les

    Taalverwerving theorieën

    • Behaviorisme – Kinderen leren taal door imitatie en bekrachtiging via positieve of negatieve feedback.
    • Creatieve constructie theorie – Kinderen ontdekken en construeren zelf taalregels op basis van hun omgeving, ook als ze daarbij fouten maken.
    • Interactionele benadering – Taalverwerving gebeurt door sociale interactie, waarbij communicatie met anderen essentieel is voor taalontwikkeling.

    Taalverwerving periodes

    Prelinguale periode (0-1 jaar)

    Deze periode vindt plaats vóórdat een kind echte woorden spreekt en taal actief gebruikt.

    • Huilen – Kind kan door middel van huilen aangeven dat het honger heeft of ongemak ervaart.
    • Vocaliseren – Vanaf 6 weken begint een kind klanken te onderscheiden en probeert het klinkers (vocalen) te produceren.
    • Vocaal spel – Vanaf 4 maanden experimenteert een kind met verschillende klanken, lengte, hoogte en volume.
    • Brabbelen – Vanaf 7 maanden speelt het kind met klankgroepen zoals “dadada” of “mamama”.

    Linguale periode

    Deze periode begint wanneer een kind zijn eerste woordjes spreekt en zich actief taal eigen maakt.

    Vroeg-linguale periode (1 tot 2,5 jaar)

    In deze fase maakt het kind de overgang van losse woorden naar eenvoudige zinnen.

    • Eenwoordzin – Het kind gebruikt één woord om een hele boodschap uit te drukken.
    • Tweewoordzin – Het kind combineert twee woorden om een eenvoudige boodschap duidelijker te maken.
    • Meerwoordzin – Het kind begint korte, eenvoudige zinnen te vormen van drie of meer woorden.

    Differentiatie-fase (2,5 tot 5 jaar)

    Het taalgebruik wordt complexer, de woordenschat groeit snel en grammaticale structuren worden beter toegepast.

    • Overgeneralisaties – Kinderen passen grammaticale regels onterecht overal toe.

    Voltooiingsfase (5 tot 9 jaar)

    In deze fase wordt de grammatica verder verfijnd en groeit de woordenschat sterk.

    Tweetaligheid en interferentie

    • Simultane tweetaligheid – Het leren van een tweede taal vóór het derde levensjaar.
    • Successieve tweetaligheid – Het leren van een tweede taal na het derde levensjaar, nadat de eerste taal al is verworven.
    • Interferentiefouten – Fouten die ontstaan doordat een kind taalregels van de eerste taal toepast op de tweede taal.

    Luisterstrategieën

    • Globaal luisteren – Luisteren naar de hoofdlijnen zonder op details te letten.
    • Begrijpend luisteren – Luisteren met als doel de inhoud te begrijpen en te verwerken.
    • Intensief luisteren – Luisteren naar alle details om een volledig beeld te krijgen.
    • Kritisch luisteren – Luisteren en beoordelen of de informatie klopt en logisch is.
    • Gericht luisteren – Luisteren naar specifieke informatie die voor jou relevant is.

    Spreekdoelen

    • Informeren – Feitelijke informatie overbrengen.
    • Amuseren – Vermaken of een leuke ervaring geven.
    • Instrueren – Uitleggen hoe iets moet gebeuren.
    • Overtuigen – Iemand proberen ergens van te overtuigen.

    Gesprekssoorten

    • Monoloog – Eén spreker spreekt zonder directe interactie.
    • Dialoog – Gesprek tussen twee personen met actieve deelname.
    • Groepsgesprek – Gesprek met meerdere deelnemers waarbij ideeën en meningen worden uitgewisseld.