Basiskennis taalonderwijs
    Over les

    Luister strategieën

    We onderscheiden luisteren in 4 verschillende strategieën

    1. Globaal luisteren – Je probeert de spreker globaal te volgen zonder op de details te letten. Het wordt ook wel begrijpend luisteren. Wat een voorbereiding is op begrijpen lezen bij kleuters.
    2. Intensief luisteren – Je luistert en probeert alle details op te nemen om een volledig beeld te krijgen van wat de verteller je wilt vertellen.
    3. Kritisch luisteren – Je bent intensief aan het luisteren met het oog of iemand het volledige verhaal verteld en je maakt en legt dat naast je eigen mening en bevraagd de ander over het vertelde verhaal van de spreker.
    4. Gericht luisteren – Je luistert gericht naar de informatie die jij belangrijk vind en de rest luister je niet naar.

     

    Spreekdoelen

    4 redenen waarom je zou praten:

    1. Informeren – Je wilt iemand feitelijke informatie overbrengen.
      Voorbeeld: “De trein naar Utrecht vertrekt om 10:30 uur.
    2. Amuseren – Je wilt iemand vermaken of een leuke ervaring geven.
      Voorbeeld: “Gisteren zag ik een kat die achter zijn eigen staart aan rende, het was zo grappig!
    3. Instrueren – Je geeft iemand aanwijzingen of uitleg over hoe iets moet gebeuren.
      Voorbeeld: “Je moet eerst de melk in de kom gieten en dan het meel toevoegen.”
    4. Overtuigen – Je probeert iemand ergens van te overtuigen of te beïnvloeden.
      Voorbeeld: “Je moet echt deze film kijken, hij is super spannend en heeft een geweldig einde!

    Luister doelen

    5 redenen om te luisteren:

    1. Iets te weten willen komen
    2. Een bepaald gevoel ondergaan
    3. Een mening willen vormen
    4. Een handeling uit kunnen voeren
    5. Een spel mee willen spelen

    Gespreksoorten

    3 soorten gesprekken

    1. Monoloog – Eén persoon spreekt en anderen luisteren zonder direct te reageren.
      Voorbeeld: Een docent die een uitleg geeft aan de klas.
    2. Dialoog – Een gesprek tussen twee personen waarbij beide actief deelnemen.
      Voorbeeld: Een sollicitatiegesprek waarin de werkgever en sollicitant elkaar vragen stellen.
    3. Groepsgesprek – Een gesprek met meerdere deelnemers, waarbij ideeën en meningen worden uitgewisseld.
      Voorbeeld: Een teamvergadering waarin collega’s samenwerken en discussiëren over een project.

    Begrippenlijst:

    Luisterstrategieën:
    Globaal luisteren = Luisteren naar de hoofdlijnen zonder op details te letten.
        Begrijpend luisteren = Luisteren met als doel de inhoud te begrijpen en te verwerken.
    Intensief luisteren = Luisteren naar alle details om een volledig beeld te krijgen.
    Kritisch luisteren = Luisteren en beoordelen of de informatie klopt en logisch is.
    Gericht luisteren = Luisteren naar specifieke informatie die voor jou relevant is.

    Spreekdoelen:
    Informeren = Feitelijke informatie overbrengen.
    Amuseren = Vermaken of een leuke ervaring geven.
    Instrueren = Uitleggen hoe iets moet gebeuren.
    Overtuigen = Iemand proberen ergens van te overtuigen.

    Gesprekssoorten:
    Monoloog = Eén spreker spreekt zonder directe interactie.
    Dialoog = Gesprek tussen twee personen met actieve deelname.
    Groepsgesprek = Gesprek met meerdere deelnemers waarbij ideeën en meningen worden uitgewisseld.